Hierbij de tips om de toetsweek een stuk gevarieerder te maken door het gebruik van werkvormen:
Werkvorm 1: de open toets
De leerlingen hebben een open toets en mogen allerlei boeken, materialen en stencils meenemen die aan het vak gerelateerd zijn. De toets is er zo op ingericht dat de leerlingen bepaalde onderdelen kunnen nalezen of kunnen zoeken.
Werkvorm 2: de vragenbak
Bedenk aan de hand van de lesstof vragen en schrijf deze op losse stroken. Deze stroken stop je in een vragenbak. Nu kiezen de leerlingen zelf kiezen een aantal vragen die ze moeten beantwoorden. Als docent kun je sturing geven door de vragen voor te bereiden en door het aantal te beantwoorden vragen aan te geven. Ook leuk is het om tijdens de les die aan de toets voorafgaat de studenten zélf vragen te laten bedenken voor de vragenbak. Deze manier van toetsen zorgt voor meer verbindingen met het geleerde in de hersenen, waardoor de stof beter onthouden wordt.
Werkvorm 3: de doorgeeftoets
Maak 15 vragen en verdeel de klas in groepjes van ongeveer vijf leerlingen. De leerlingen beantwoorden nu per groepje steeds de drie volgende vragen, en maken zo dus samen de hele toets. Deze kunnen jullie als klas vervolgens samen bespreken.
Werkvorm 4: de omgekeerde opdracht
De vraagstelling die centraal staat, wordt 180 graden omgedraaid. De opdracht is om antwoorden te bedenken voor het vergroten of verergeren van het probleem, in plaats van voor het oplossen. Dit stimuleert het laterale brein; lateraal denken is proberen een probleem om te lossen door het gebruik van niet-traditionele methodes.
Nog meer verschillende toets vormen inzetten, om zo variatie te hebben? Leuk! Wij geven heel praktische werkvormentrainingen speciaal voor het onderwijs. Je inschrijven voor zo’n werkvormentraining doe je hier. Snel meer weten? Bel met Stefan Stoeken: 06 – 38 17 04 25